In het ochtendzonnetje sprak ik afgelopen zaterdag de krantenjongen aan. Door ons keuken-raampje zie ik al enige maanden een nieuw gezicht op een brommertje onze oprit op- en afscheuren, om keurig de – gelukkig nog bestaande – papieren nieuwsgaring bij ons af te leveren. Een half jaar lang waren wij, met velen uit onze wijk, grotendeels van die bezorging aan huis verstoken. Hetgeen ik volledig begrijp, want er zijn nauwelijks nog nieuwe bezorgers te vinden, die bereid zijn om voor dag en dauw, door weer en wind, tegen een tarief van 20 euro, zo’n 100 kranten rond te brengen. Ik holde dan ook naar de voordeur om die knul nog te pakken te krijgen.
‘Goedemorgen, dankjewel, hoe heet je?’ riep ik. De jongen remde subiet en kwam half over het stuur geschoten voor mij tot stilstand. ‘Marcel, Marcel de Haan meneer’. Voor mij stond een keurig geklede frisse jongen van circa drieëntwintig met het uiterlijk, inclusief kapsel, van een
Minervaan die waarschijnlijk rechtswetenschappen studeert. Ik vertelde hem hoe blij we zijn dat de krant weer altijd en op tijd wordt bezorgd. Daar voegde ik in mijn onnozelheid aan toe het te bewonderen dat hij dit werk zeker doet, om er tijdens zijn studie nog een zakcentje bij te verdienen. Ik weet namelijk nog hoe trots wij erop waren, dat één van onze zoons een jaartje, met een als van de PTT herkenbare grote oranje-witte bestelbus, pakjes tot in de kleinste straatjes van Amsterdam bezorgde.
‘Nee meneer, ik studeer niet, maar dit past altijd qua tijd mooi aansluitend op mijn andere werkzaamheden overdag aan. Om vier uur ’s nachts begin ik en doe dan 6 wijken van elk 100 en op zaterdag 125. Ik probeer in korte tijd zoveel mogelijk bij elkaar te verdienen, om, zoals ik al eerder heb gedaan, weer een jaar op wereldreis te kunnen gaan. Ik kies niet voor een leven van alleen maar werken. Mooie auto heeft u trouwens! Ik heb de mijne verkocht, om ook al dat geld in mijn zak te houden’. Kijk, dit was zo plots op de vroege morgen een onverwachte levensfilosofie, waar ik toch maar even van opkeek. Een beetje met mijn mond vol tanden zei ik: ‘Dat doe je goed! Op deze manier leer je meer van de wereld met haar diversiteit aan culturen, dan al die arme studenten, die uiteindelijk moeilijk aan de bak komen. Dit, tenzij ze genoegen nemen met een totaal andere baan dan waarvoor zij afstudeerden. En dan beginnen ze meestal, door die fijne wetgeving van ons, niet eens met een vaste baan – zoal ze die ooit krijgen – want dan loopt de werkgever te veel risico. Dat je kunt werken heb je al bewezen, dus met jou komt het altijd goed. Mijn generatie moet eigenlijk eens goed in de spiegel kijken en erkennen dat we voor een groot deel voor het geld en de buitenwereld zijn gegaan. Hierbij moeten we ons ook realiseren dat we altijd nog terug kunnen. Op het moment dat het ons zou lukken in ons handelen iets meer over te nemen van jouw manier van leven, zouden wij ons ook veel minder afhankelijk van de materie voelen en ons ook veel minder aantrekken van wat een ander van ons vindt of wil.
Ik hou van mooie auto’s, maar ik zit voortaan liever op de fiets dan dat er een klein kankergezwelletje bij me wordt aangetroffen. Overigens heb je hier alvast de fooi die je anders pas met oud en nieuw zou hebben gekregen, want ik hoop voor jou dat je dan alweer ver van hier nieuwe kennis en vaardigheden opdoet.’ De knul bloosde en zei: ‘Dat hoeft toch niet, overigens, de komende maanden bezorg ik voorlopig nog, maar dank u wel’.
Hij gaf zijn stuur een zwier, stoof de oprit af, met zijn hand omhoog als groet. Ik keek hem na, me realiserend zojuist enige extra bewustwording door dit stukje levensles te hebben opgedaan. Toch zie ik deze jongen ooit nog eens een grote ondernemer worden.
Menno Smitsloo
Reacties: [email protected]
Twitter: @MennoSmitsloo