Running events (van de TK Challenge) loop ik samen met mijn dochter. Ze heeft, jong en veerkrachtig als ze is, een iets hoger tempo dan ik en zet me aan tot betere prestaties dan ik normaal gesproken voor mogelijk zou houden. De tien kilometer, de tien Engelse mijlen, ik heb ze in mooie tijden afgelegd dankzij Vera. Het blonde paardenstaartje dat voor of naast me vrolijk heen en weer wappert op de maat van haar rennende voeten houdt me aan de gang. Stilletjes bewonder ik de relaxte uitdrukking op haar gezicht, strak voor zich op de weg gericht. En daar gaan we dan, samen, vader en dochter. Hoe trots kun je zijn!
Rennen doe ik al lang en best fanatiek, lekker langs loom stromende vaarten en sloten en over paadjes dwars door groene Zoeterwoudse weiden waar zwart wit gevlekt stamboekvee mij schuw en nieuwsgierig nastaart. “Krijg je daar geen zure melk van,” hoor je ze denken. Weten zij veel. Ik voel me er in elk geval goed bij.
Hardlopen voor een goed doel met een bepaalde uitdaging, een challenge of liever nog gezegd een TK Challenge, heb ik nooit eerder gedaan. Die challenge had ik voor mezelf gesteld op de halve marathon. Eén en twintigduizend zevenennegentig meter en vijftig centimeter hardlopen. Als je het zo schrijft, lijkt het enorm veel. Dat is het ook. Ik zag er, ervaren als ik ben, best tegenop. Maar met mijn haasje moest het toch lukken, die half-magische afstand. Alleen, surprise, surprise: mijn haasje ging de halve marathon niet lopen. Experts hebben mij ervan overtuigd dat Vera voor die halve marathon nog echt te jong is. Met pijn in onze harten werden we van elkaar gescheiden. Ik moest het dus helemaal alleen doen. Natuurlijk, er waren in onze groep een heleboel anderen met misschien wel vergelijkbaar tempo, maar dat zou allemaal een stuk minder vertrouwd zijn. Ik had er een belangrijke psychologische factor bij. Kan ik het wel alleen? Een extra challenge!
Dus daar stond ik in het startvak samen met de andere TK Challengers in hun rood wit blauwe shirts. Maar zonder mijn haas. Ik voelde me behoorlijk zenuwachtig. Het vrolijke sfeertje van de Amsterdam Marathon om mij heen ontspande wat. De app startklaar gemaakt en de juiste muziek opgezet. Tuurlijk ging ik ‘m uitlopen die halve marathon. Maar hoe? En hoe snel? Zou het lukken onder de twee uur te blijven? Ik bedoel als ik aan iets begin, wil ik het goed doen. Wie mij kent, weet dat ik best competitief ben. Debatteren tot de naakte waarheid op tafel ligt. En dan hop, door naar het beste resultaat. Sport, en ook hardlopen, is ook een denkspelletje terwijl het lichaam zijn werk doet. Eitje toch? Hmm… zonder mijn haasje..? De twijfel slaat nog meer toe.
Pang, deed het startpistool en daar ging ik. Geen zorgen meer. Toch? Voel ik daar iets? De eerste vijf km gaan lekker. Veel te snel constateer ik. Ik heb mijn wedstrijd in blokken van vijf km opgedeeld om het overzichtelijk te houden. De inspiratie en de energie vloeien op de goede momenten. Ook na tien km gaat het nog lekker en kan ik het hoge tempo vasthouden. Steeds meer ga ik me realiseren dat het echt gaat lukken. En in een mooie tijd. In gedachten stuur ik al allerlei berichtjes rond. Alle gekkigheid aan de kant van de weg leid me af van vermoeidheid en pijntjes. Vondelpark door. Tjee. We zijn er al bijna. Ik ben in verwarring wat mijn eindtijd gaat worden. Dan het Olympisch Stadion in. Ik ben er! En in een voor mij heel mooie tijd van één uur, vierenvijftig minuten en achtentwintig seconden kom ik over uitdaging overwonnen. Wie volgt?
Jan Versteegh, voorzitter VNO/NCW Rijnland