In Scheveningen begon Jacob Pronk in 1818 een badhuis en hij is daardoor voor de historie als stichter van deze badplaats heilig verklaard. Ik groeide daar met respect voor de ondernemers van het verblijfstoerisme op. Immers, ik werkte er vele weekends en schoolvakanties in de bediening van een strandtent, van ‘s ochtends zeven uur tot ’s avonds elf uur. Ik vond het prachtig om in alle vroegte Ramses Shaffy aan te treffen, als hij, in plaats van in zijn dure Kurhaus-hotelsuite op ons terras zijn roes uitsliep. Mooie momenten waren het, als de Haagse pooiers het voor mij, 15 jaar oud, opnamen, wanneer er weer een Duitser over het overvolle terras begon te brullen “dass ich kommen sollte”. Ik werkte me een slag in de rondte, maar verdiende dan ook goed. Ook mocht ik van de Circustheater-exploitant Toon Hermans en de cast van Anatevka bedienen. Scheveningen floreert nog steeds bij gratie van dat soort ondernemers. Het 200-jarig bestaan gaat dan ook groots gevierd worden. Zo wil wethouder Revis het monument met daarop de gedenkplaat van Pronk een prominentere plek geven, opdat, zoals hij zegt: “iedereen weet wie de basis heeft gelegd voor de hernieuwde grandeur van de badplaats Scheveningen”.
Op Noordwijk raakte ik verliefd toen ik er zo’n twaalf jaar mocht wonen. In 1866 liet Willem Hendrik van Konijnenburg, zoon van de eigenaar van hotel het Hof van Holland, de gasten in koetsen, vanuit Noordwijk Binnen naar zee rijden. Natuurlijk betrof het hier toen nog wel het gegoede publiek. Daardoor kon hij het zich uiteindelijk veroorloven ook een hotel aan zee te bouwen. Het 150-jarig jubileum van deze badplaats vorig jaar is nu ten einde, ware het niet dat nog iets belangrijks uit de geschiedenis van het dorp dient te worden rechtgezet.
Vorig jaar 17 juni zong ik daar met burgemeester Rijpstra, bij de boekoverhandiging en inhuldiging van het gerestaureerde Hof van Holland, onder begeleiding van Cor Bakker, het nummer ‘Zing, vecht, huil, bid, lach werk en bewonder’ van diezelfde Shaffy. Naderhand denk ik wel eens dat we voor het laatste woord beter ‘bedonder’ hadden kunnen uitspreken. De burgemeester nam het boek trots in ontvangst en roemde de inhoud. Een geschiedschrijving waarin voornoemde ontstaan van de badplaats vanuit het ondernemerschap van Van Konijnenburg uitgebreid aan de orde komt. De gemeente investeerde vorig jaar € 150.000, = in de viering, en verkondigde dat deze in ieder geval één miljoen euro heeft opgebracht. Van Konijnenburg werd hierbij niet door het gemeentebestuur genoemd, laat staan geëerd. Zijn nazaten en anderen vinden dat de ontstaansgeschiedenis van de badplaats zo tekort wordt gedaan. Meerderen, en vooral ondernemers, wensen dan ook dat het verpauperde grafmonument van Van Konijnenburg voor de historie wordt bewaard en dus gerestaureerd. Zo schreef ik de burgemeester namens hen, met het verzoek of de gemeente daar voor € 7.500, = aan wilde bijdragen. Peanuts natuurlijk, het ging dan ook meer om de erkenning en support van overheidswege. Rijpstra reageerde meerdere malen niet, totdat ik hem er met klem op wees dat het jubileumjaar ten einde liep. Toen gaf hij, waarschijnlijk uit verlegenheid, aan dat de wethouder mij zou antwoorden, wat ook niet gebeurde, en kwam mogelijk eindelijk de aap uit de mouw. Rijpstra verkondigde namelijk overal dat zijn voor-voorganger burgemeester Pické de badplaats gesticht heeft. Dat kan alleen helemaal niet, want die trad wel in 1866 aan, maar ging zich pas 15 jaar later met de badplaats bemoeien. Daarvoor was hij namelijk teveel bezig zijn zakken te vullen, door met een participatiemaatschappij de Zuidduinen van de overheid te kopen, en te ontwikkelen. Lees er de oude raadsstukken maar op na. Dit moet Rijpstra, omdat hij er nog maar kort zit, ontgaan zijn, anders zou hij er niet alles aan hebben gedaan om als DE zittende burgemeester in voornoemde voetsporen te treden en de eer naar zich toe te halen. Een beetje burgemeesterlijke ijdelheid mag, hij zal dat toch nooit ten koste van de familie van Van Konijnenburg bedoeld hebben? Want wat hebben de huidige ondernemers zo dan nog van deze bestuurder te verwachten? Hopelijk gaat hij zich een beetje Noortukker voelen en ziet hij zijn vergissing in. Eerst dan kunnen we weer samen ontspannen een zangduo vormen en ‘Ik hou van Noordwijk ….’ ten gehore brengen. En de restauratie van het graf, die komt er toch wel, maar dan volledig op kosten van diezelfde Noordwijkse ondernemers, als van wie we het uiteindelijk toch voor de economie van het dorp moeten hebben.
Menno Smitsloo, Eigenaar Smitsloo Groep Reacties: [email protected] Twitter: @mennosmitsloo