Wat maakt bij werken het verschil, of op welke werkvloer kun je tegenwoordig het beste en met plezier overleven, thuis met of zonder werk, of in een flexkantoor?
Het nieuwe werken lijkt het meest ideale alternatief. Je kruipt thuis af en toe op je sokken achter het scherm. Als je handig en snel bent in wat je moet doen, hoef je maar twee dagen per week te werken, om te presteren wat een ander in zes dagen nog niet redt. En dat tegen dezelfde vergoeding als waarvoor die ander zit te zweten. Wel met weinig toekomstperspectief, want het lukt de baas op afstand toch niet, om tussen jou en jouw collega ‘s enige saamhorigheid – laat staan teambuilding – te creëren. Dat is godsonmogelijk, want je kunt elkaar niet in de ogen kijken, de werkaanpak vergelijken – of iets van elkaar leren. Contact gaat via internet of de iPhone. Soms kom je even op kantoor om bij te praten. Kortom, het nieuwe werken is geweldig vol te houden als je lui, snel en zonder ambitie bent.
Niet werken kun je dus al voor een deel als je onder het nieuwe werken valt. Iemand die het er voor over heeft om van een minimum inkomen te leven, of gewoon kan rentenieren, kiest er zelf natuurlijk voor. Ik durf te beweren dat de meesten daar, zeker als ze jonger zijn dan 70, niet gelukkiger van worden. Waar is dan de uitdaging, waar is de bevrediging? Uiteraard doel ik hier niet op de vele mensen die nu ongewenst op straat komen te staan. Wat moet je als je tweede helft veertig thuis komt te zitten, zonder het perspectief van een nieuwe baan? Ik zou dat niet trekken en alles in het werk stellen om, desnoods na herscholing, in een andere branche aan de slag te gaan. Vaak heeft iemand bijvoorbeeld werkervaring in het bedrijfsleven, waaraan de zorg juist grote behoefte heeft. Velen blijven echter tegen beter weten in krampachtig op hetzelfde soort werk wat er niet meer is solliciteren. Laat je, als je een baan hebt, met deze wetenschap dus niet te gauw met een ontslagvergoeding wegsturen. Immers, dat geld is maar betrekkelijk en biedt zeker tegenwoordig minder rendement dan de inflatie. Als de organisatie echt geen taak meer voor je heeft, kun je beter bedingen dat je vanuit de nog bestaande werkgelegenheid mag solliciteren. Dat komt beter over en biedt meer kansen. Wanneer dat niet mogelijk is, wil een staat van dienst in het vrijwilligerswerk nog wel eens een goede aanbeveling zijn.
En dan het flexwerken. Dat is eigenlijk de enige vorm van werken waar ik voor de toekomst – mits in groter verband – in geloof. Organisaties kunnen veel kosten in kantoorruimte en overhead besparen, door personeel geen vaste werkplekken meer te geven. Wanneer iemand buiten het kantoor opereert, staat er tenminste geen ongebruikt bureau. Zijn collega die wel binnen is, plugt in met zijn laptop en gaat aan de slag. Het personeel ontmoet elkaar en de leidinggevenden frequent in hetzelfde gebouw. Zij kunnen in gezamenlijkheid geïnstrueerd, geïnspireerd en gemotiveerd worden. Door aanwezigheid met een regelmatige uitwisseling van werkervaringen, kan zelf en door de staf, de eigen werkprestatie worden geijkt en gecontroleerd. Uitdagend dus, op grote open flexvloeren, met een telkens wisselend gezelschap om je heen. Helaas lenen veel kantoorgebouwen zich niet voor deze werkwijze, omdat ze ontworpen zijn vanuit een filosofie dat werknemers over eigen kamers (cellen) dienen te beschikken. Waar het flexwerken mogelijk is, heb ik er in de praktijk zeer goede ervaringen mee. De huurders ervaren onze flexkantoren al gauw als ontmoetingsplaats, waar telkens nieuwe impulsen worden opgedaan. Strakke frisse bureaus en wisselende bezettingen, met wie je iets kunt delen, of beter nog, waar je creatief mee bezig kunt zijn, zetten de toon. In deze gebouwen, die niet door dwingende dragende scheidingswanden zijn ingedeeld, vind je centrale gebieden met koffiecorners, al dan niet voor even staand vlot overleg. Er wordt ook gewerkt met tijdelijke, door schuifwanden te creëren grote vergaderruimten.
Conclusie: De term het nieuwe werken dekt niet de lading voor ‘werken’, want het betekent in de praktijk vaak niet werken, terwijl het enige echt rendabele werken van de toekomst het flexwerken is dat dus eigenlijk met het woord ‘nieuw ….’ zou moeten worden betiteld.
Menno Smitsloo