Het gaat bij limitarisme niet over het leger, maar over het toegestane bezit van een maximaal vermogen. Enige onwetenden denken daarmee een rechtvaardiger samenleving zonder sociale ongelijkheid te bewerkstelligen.
Het tumult begon met een filosoof, ene Dick Timmer, die in de Volkskrant de ruimte kreeg om te stellen dat voor iedereen slechts een vermogen van maximaal 2,2 miljoen euro zou moeten zijn toegestaan. Opiniemaker Sander Schimmelpenninck doet dat dunnetjes over. Hij vindt, waarschijnlijk gezien zijn grafelijke achtergrond, dat rijkdom tot maximaal 25 miljoen acceptabel is. Je hebt nu eenmaal een paar centen nodig. Paarden houden om polo te kunnen spelen, kost per slot niet niks. Noblesse oblige. Zeker wanneer je, zoals hij, uit nog een van de weinige adellijke families afstamt, waar kennelijk nog geld over is. Hoe hypocriet kun je zijn? Aan de ene kant beweren en beroepsmatig naar buiten brengen dat er een einde moet komen aan vermogensongelijkheid en het inkrimpen van de verzorgingsstaat. Maar dan aan de andere kant verdedigen 25 miljoen rijkdom in privé nodig te hebben. Want privé, dat is het. Misschien moet hij dat wel doen, om ruzie met zijn familie te voorkomen.
Ondernemersvermogen is namelijk heel iets anders dan rijkdom. Gelukkig beschikt Nederland nog over behoorlijk wat grote privéondernemingen, waarvan de eigenaren goed zijn voor veel meer dan 25 miljoen euro. Afhankelijk van het formaat van deze bedrijven, is er vaak een weerstandskapitaal nodig dat vele malen hoger is. Neem de familie Blokker. Die gaf bij verkoop van haar retail-concern de overnemende partij vanuit privé honderden miljoenen euro’s mee om te kunnen overleven. Voor de eigenaar van een middelgrote onderneming kan 2,2 miljoen te weinig zijn. Zodoende berust limitarisme op onwetendheid, of gewoon jaloezie. Immers, wie heeft er nog zin in ondernemen, als dan, wat je aan winst overhoudt, gemaximaliseerd wordt. Neem alleen alle onvoorziene risico’s van de afgelopen jaren eens: corona, klimaateisen, stikstof, Oekraïne, personeels- en materiaaltekorten, inflatie en forse renteverhogingen. Met daarnaast de blunders van de overheid die wij als ondernemers door belastingbetaling uiteindelijk moeten opvangen. Zoals het slecht of niet afwikkelen van de toeslagenaffaire en de gevolgen van de aardbevingen in Groningen. Om het maar niet te hebben over de buitensporige opvang van grotendeels niet in nood verkerende migranten en de gevolgen van de aftopping van huren in het middensegment.
Natuurlijk bestaat er armoede en dakloosheid. Uiteraard dienen de sterkste schouders daar de meeste verantwoordelijkheid voor te dragen. Maar dan wel binnen redelijke, vanuit de overheid te hanteren, fiscale spelregels. Immers, wie wil zich nog uit de naad werken en risico’s lopen, wanneer je daarbij financieel nog verder wordt afgetopt dan nu al het geval is?
Beter lijkt het om het minimuminkomen te verhogen. Ook dienen er in de zorg, bij de politie en in het onderwijs betere salarissen te worden betaald, in de hoop daar weer voldoende mensen voor te kunnen aantrekken. Verder lijkt het goed als er nieuwe verkiezingen komen, waarbij een coalitie met vakministers tegen salarissen gelijk aan het bedrijfsleven wordt gesticht. Onzin om daarbij van belangenverstrengeling te spreken. Je moet maar zo gek zijn om je als zwaargewicht beschikbaar te stellen, waarbij je een behoorlijk risico loopt publiekelijk voor schut te gaan en soms binnen maanden je biezen al te kunnen pakken. Kortom, limitarisme zou ontmoedigen om er als ondernemer nog voor te gaan, met als gevolg een grote werkeloosheid en dus armoe.
Menno Smitsloo
Reacties via [email protected]
Op Twitter te volgen met @mennosmitsloo