In 1983 richtte ik vanuit Menno Smitsloo Bedrijfsmakelaardij de Stichting Initiatiefgroep Schuttersveld op. Deze belangengroep had als doel de bevordering van de ontwikkeling van het stationsgebied van Leiden, waaronder toen ook het Bio Science Park werd gerekend. De participanten waren de gemeente Leiden, de Kamer van Koophandel, de Nederlandse Spoorwegen, de LVI (voorganger BV Leiden) en de projectontwikkelaars van de Schipholweg en het Schuttersveld. Zo’n kleine 10 jaar later, toen voornoemd gebied vrijwel was volgebouwd, doopte ik de naam om in Leiden Centraal en bestonden de deelnemers vrijwel uit de gebruikers en gebouweneigenaren van het gebied. Een rol die inmiddels al weer jaren is overgenomen door het Business Platform Schipholweg Schuttersveld.
Om het gebied landelijk als de nieuwe urbanisatie van kantorenbouw te promoten en bestuurders, investeerders en gebruikers te interesseren, organiseerde ik in 1984 in Holiday Inn het symposium Randstad Knooppunt. Dagvoorzitter was de vermaarde planoloog professor Leen Bak, met als sprekers Jan de Soet, president-directeur KLM, de heer Wansink, directeur Nederlandse Spoorwegen, burgemeester Goekoop en ondergetekende. De sprekers werden uitgenodigd, gezien hun directe relatie met het gebied, vanwege hun infrastructuur, zoals het spoor en de nabijheid van Schiphol. Minister Gijs van Aardenne van Economische Zaken zou het symposium openen. Een kleine week van tevoren liet hij echter weten helaas door urgente zaken verhinderd te zijn. ‘Wat moet ik nu zo op het laatst?’ dacht ik. De opening moest een prestigieus karakter hebben. Onder het motto van doe eens gek, belde ik de Leidse en nationaal furore makende schrijver Maarten Biesheuvel. Ik mocht direct bij hem thuis in de Kernstraat langskomen. In hun knusse houten huisje werd ik door Maarten en zijn lieve eega Eva hartelijk ontvangen. Maarten vroeg wat de bedoeling nou precies was. Ik zei dat hij de vrije hand had in wat hij in zijn openingswoord zou zeggen en hij stemde in. Hij vond het wel interessant een minister te vervangen. Op de ochtend van het symposium was ik best nerveus over hoe alles zou verlopen. Een zaal met ruim 300 aanwezigen wachtte af wat komen zou. Cees Goekoop heette iedereen welkom en Maarten betrad met een lach het spreekgestoelte. Hij bleek ervoor te hebben gekozen een van zijn verhalen voor te dragen. Bij de tweede zin al vielen mijn ook aanwezige gereformeerde schoonvader en enige anderen bijna van hun stoel, maar ik ook. Zo declameerde hij ten overstaan van het gerenommeerde gezelschap: ‘en ze neukten links en ze neukten rechts’, ik denk een citaat uit zijn succesvolle bundel In de bovenkooi. Autobiografische verhalen, waarin met een pijp in de mond en een glas whisky in de hand aan de haard geconverseerd en gediscussieerd wordt. Het ideale beeld wat Maarten ook graag zelf praktiseerde. Het symposium bleek, ook uit de revenuen in de jaren daarna, een economisch succes, al ben ik het voor wat betreft de kwaliteit van verschillende toentertijd door de gemeente toegestane bebouwingen niet helemaal eens. Het mooiste moment kwam aan het slot van de voordrachten, toen een forum werd samengesteld om vragen uit de zaal te beantwoorden. De meeste vragen werden niet gesteld aan Schiphol, de NS, de planoloog of de burgemeester, maar aan Maarten. Hij kwam helemaal op dreef en vergeleek Leiden daarbij in te verwachten ontwikkelingen met Manhattan. Per slot was hij de man die zich in zijn korte verhalen als geen ander in een andere wereld kon inleven. Als planoloog, econoom en financier beantwoordde hij met een grap en een grol de vragen. Wij werden na deze dag vrienden. Zo kwamen hij, ik en enige heren later menigmaal op zaterdagmiddag op zijn zolderkamer bijeen met een goede sigaar en een glas mooie wijn. Hij noemde dat: Mon jour.
Als echtparen hebben wij nog vaak met elkaar gedineerd en Maarten speelde weleens viool bij ons thuis, al was dat niet zijn beste performance. In de loop der jaren zijn we elkaar uit het oog verloren, maar ik ben hem wel blijven volgen. Van zijn optredens – ook nog samen met Eva – in praatprogramma’s op tv, tot zijn laatste fraaie publicatie Verhalen uit een gekkenhuis toe. Met hem is een aardige, slimme, maar ook heerlijk eigenwijze man heengegaan.
De schrijvers van eveneens korte scherpzinnige humoristische verhalen als Anton Tsjechov, maar ook zijn vriend Karel van het Reve, waren zijn grote voorbeelden. In lijn daarmee kon hij dan ook met de nodige bluf en komedie planologische vraagstukken beantwoorden, getuige zijn spontaneoptreden tijdens het symposium.
Menno Smitsloo
Reacties: [email protected]
Twitter: @mennosmitsloo