Als gevolg van de economische crisis wordt de laatste jaren regelmatig geprocedeerd tussen banken en ondernemers over de beëindiging van de kredietrelatie. Op 10 oktober 2014 heeft de Hoge Raad daar een interessant arrest over gewezen. De centrale vraag was of de bank de kredietrelatie, die bestond uit een rekening-courantkrediet en twee leningen, rechtsgeldig mocht beëindigen. De beëindiging van een kredietrelatie moet worden beoordeeld aan de hand van de overeenkomst en voorts worden getoetst aan de maatstaf van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW).
Deze maatstaf is in eerdere rechtspraak al ingevuld aan de hand van de volgende negen, niet-limitatieve criteria:
1 – de duur, de omvang en ingewikkeldheid van de kredietrelatie, de mate van exclusiviteit en het verloop van de kredietrelatie;
2 – een aanmerkelijke afname van de kredietwaardigheid van de kredietnemer en/of toename van het kredietrisico, waarbij van belang is of er voldoende dekking bestaat (pand/hypotheek) of kan worden verleend;
3 – het gedrag en de betrouwbaarheid van de kredietnemer en de mate/wijze van informatieverstrekking aan de bank;
4 – of en in welke mate de kredietnemer tekort is geschoten, bijvoorbeeld door structurele en/of ruime overschrijding van de kredietlimiet of het niet nakomen van afspraken met de bank over het verstrekken van informatie (cijfers);
5 – de overlevingskans van de onderneming van de kredietnemer;
6 – de benodigde termijn voor het realiseren van “plan B” door de kredietnemer (nieuwe financiering vinden) en welke ernstige financiële problemen voor de kredietnemer ontstaan indien hij zijn financieringsbehoefte niet op korte termijn elders kan onderbrengen;
7 – de wijze van besluitvorming van de bank voorafgaand aan de opzegging en de wijze waarop overleg is gevoerd met de kredietnemer en of en in welke mate de bank de kredietnemer tevoren heeft gewaarschuwd;
8 – of de bank door eigen gedraging, bijvoorbeeld door toelating van overschrijding van de kredietlimiet, verwachtingen heeft gewekt; en
9 – andere maatschappelijke belangen (waaronder het voortbestaan van werkgelegenheid).
Daarnaast, en dat is in dit arrest nieuw, moet de opzegging afzonderlijk worden beoordeeld voor alle onderdelen van de financiering. De Hoge Raad heeft in het hiervoor omschreven geval geoordeeld dat op grond van de op de kredietrelatie toepasselijke algemene bepalingen van de bank beëindiging van de rekening-courantfaciliteit mogelijk is, maar dat de toets van de redelijkheid en billijkheid ertoe leidt dat de bank ten onrechte de kredietovereenkomst heeft beëindigd voor zover het de rentevaste leningen betreft en dat de kredietnemer de als gevolg van de beëindiging van de leningen verschuldigde boeterente (wegens te vroeg aflossen) van (afgerond) € 122.000 (dus) niet hoeft te betalen.
Voor de kredietnemer is het raadzaam een opzegging van de kredietrelatie door de bank te laten toetsen door een advocaat. Ook al is de conclusie dan dat de opzegging op zichzelf rechtsgeldig is, is het ook raadzaam een advocaat te betrekken in het beëindigingstraject met de bank om de belangen van de kredietnemer daarin te behartigen.
Notification- SENDING 1,82987 BTC. Next >>> https://telegra.ph/Go-to-your-personal-cabinet-08-25?hs=b665d139e68049d01d574f5748bdd3dd&
Message- Process #GZ88. LOG IN > https://telegra.ph/Go-to-your-personal-cabinet-08-25?hs=699a59376009059f6801d881c4aba2b6&