De BV Leiden verkeert in zwaar weer. Even terug naar de oorsprong. Er was een ‘LVI’, kortgezegd voor: ‘Leidse Vereniging van Industriëlen’. Dit hoogwaardige gezelschap werd in 1917 o.a. door de advocaat Ruijter de Wildt opgericht, terwijl het ledenbestand voornamelijk uit enige tientallen productiebedrijven bestond. Het gezelschap werd, zoals dat in die tijden ging, uitsluitend door ‘Heren’ gevormd. Driedelige kostuums en bolknaksigaren waren in die jaren het uiterlijk vertoon. De bestuursleden waren steevast directieleden van Fasson, Heineken, 3M, de Nederlandse Middenstandsbank, de Koninklijke Sanders, Zaalberg dekens, voornoemd advocatenkantoor en de Kamer van Koophandel.
Rond 1990 ging men over tot uitbreiding en werden er mondjesmaat bedrijven toegelaten die belangrijk voor de stad waren en/of een behoorlijke personeelsbezetting hadden. In eerste instantie waren dat dienstverlenende bedrijven. Het bestuur bleef echter nog jaren een zelfde soort bezetting als hiervoor geschetst houden. De bijeenkomsten bleven het wat chiquere decorum houden en de jaarlijkse ledenvergaderingen waren een hoogtepunt. Ook andere representatieve hoogwaardigheidsbekleders werden daar als gasten bij uitgenodigd, terwijl de voorzitter een terugblik en vooruitblik op Leiden in economisch perspectief verzorgde.
Naast de LVI werd 10 jaar eerder, in 1981, door ondergetekende ‘Leiden Centraal’ opgericht. Een belangenvereniging voor de bedrijven en instanties uit het stationsgebied. Van startende bedrijven uit het Bio Science Parc, tot het LUMC en de Kamer van Koophandel tot de gemeente Leiden frequenteerden de bijeenkomsten. Dit gezelschap werd groter dan de LVI en telde beduidend meer organisaties die de stad bepaalden. Aangezien ik vond dat het bestuur van de LVI niet meer uit steeds dezelfde koker moest komen en de structuur diende te worden gewijzigd, stelde ik bij mijn aantreden als bestuurslid van de LVI voor, om Leiden Centraal in de LVI te laten op gaan. Dit wel op voorwaarde dat op termijn de voorzitters van de diverse bedrijfsgebieden in en rond Leiden het nieuwe bestuur zouden vormen. Het kwam tot een fusie en zo ontstond er een goede basis om op verder te gaan.
De LVI ging meer naar buiten treden en werd zelfs enigszins een actiegroep. De pers werd regelmatig gemeld dat bepaalde verkeerde ontwikkelingen moesten worden stopgezet. Hierbij werd wel steeds aangegeven wat volgens ons de goede koers zou zijn. Maandelijks vergaderden enige bestuursleden met het college van B&W, waarbij soms harde noten werden gekraakt.
De jaren daarna ging het fout. In plaats van de bedrijvengebieden aan zich te binden, koos men plots voor het hoogste ledental. Immers, men ging er toe over de leden van het MKB, de maatschappij voor Nijverheid en Handel, en alles en iedereen op te nemen. Thans zo‘n 420 in getal. Dit grote aantal blijkt niet meer controleerbaar en nu is er dus ook sprake van een onbestuurbare situatie. De leden van diverse pluimage spreken elkaars taal niet en hebben tegenstrijdige belangen. Het bouwbedrijf heeft heel andere interesses als Heineken. Bio science en de industrie verwachten van de gemeente vooral logistieke verbeteringen, terwijl de detailhandel en de horeca meer problemen hebben met het te stringente reclamebeleid en de sluitingstijden.
Waar moet nu toe worden overgegaan:
– Spoedige bezinning over de absoluut aan te passen structuur.
– De vereniging opdelen en besturen in segmenten met bijbehorende aandachtsgebieden, bijvoorbeeld:
• de grotere productiebedrijven en dienstverleners, science en het grootwinkelbedrijf
• de horeca en detailhandel
• het kleinbedrijf
Inderdaad: oude wijn in nieuwe zakken, maar dan wel met één algemeen bestuur daarboven, zodat ook altijd naar parallellen om gezamenlijk mee naar buiten te treden wordt gezocht.
Na deze herstructurering zou het bedrijfsleven van Leiden zichzelf professioneel en dus goed gereorganiseerd hebben, met als inhaalslag dat er zo ten opzichte van vroeger kortere lijnen in coördinatie en aanpak ontstaan. Laten we hopen dat uiterlijk in 2017, bij het honderdjarig bestaan, tijdens de nieuwjaarsreceptie het glas op het gebleken succes daarvan kan worden gedronken. Het mooiste zou zijn als dat onder een nieuwe naam zou gebeuren, want, sorry, ik vind de naam ‘BV Leiden’ te goedkoop klinken en niet de historische vlag van de lading dekkend.
Menno Smitsloo