We kennen allemaal het spreekwoord: Een tevreden roker is geen onruststoker. De praktijk leert dat dit klopt. Velen hebben nu eenmaal die rustmomenten nodig en ik vind dat wij – zolang we er geen last van hebben – daar alle respect voor moeten hebben, en het zelfs moeten faciliteren.
Wanneer ik de laatste tien/vijftien jaar langs kantoorgebouwen rijd en daar in weer en wind kleine groepjes rokers als paria’s van hun nicotine zie genieten, dan schiet mijn hart vol. Wie zijn wij om over die mensen te oordelen, laat staan hen het roken overal te verbieden. Zoals bijna iedereen van mijn generatie (dus nog jonkies, ha ha ha) heb ik zelf ook stevig gerookt, maar ben gelukkig, precies 25 jaar geleden, met de sigaret gestopt. Nog even rookte ik pijp, waarbij ik altijd zei: ‘maar zonder inhaleren’, alleen dat leek me jaren terug ook niet meer handig voor mijn gezondheid. Wanneer je iedere roker in zijn hart kijkt, weet hij of zij ook wel dat daar op zijn minst gezondheidsrisico’s bij bestaan, al was het alleen al voor datzelfde hart. Daar worden wij, ook als niet-roker, nog eens op smakeloze wijze op gewezen, door de afbeeldingen van de meest gore foto’s van ziektes op de pakjes sigaretten die ter tafel verschijnen. Hierbij durft niemand meer uit te spreken dat het roken ook voordelen biedt, zoals voornoemde rust en vaak de saamhorigheid, die er door dat even samen beleven ontstaat. Het gevoel iets te doen wat niet mag, maakt het extra spannend, dat geldt voor iedere leeftijd.
Wanneer ik de kranten opensla, of gewoon de nieuwe overheidsregels met rookverboden tot mij neem, erger ik me helaas vaak wezenloos hoe mensonterend er met onze rokende medemens wordt omgegaan. Of het nu een arts, bouwvakker, ambtenaar, of gewoon een projectontwikkelaar betreft, die kun je toch niet voor dat sigaretje de straat op sturen? Dat kost de werkgevers nog eens veel te veel arbeidsuren ook. Het is toch de waanzin ten top dat er geen inpandige faciliteiten in de vorm van rookruimtes, al dan niet met afzuigkappen, in de kantoren, ziekenhuizen en horeca gebouwd mogen worden. Hier is de overheid toch mee doorgeslagen. Daardoor krijg je nog eens brandgevaarlijk gedrag ook, bijvoorbeeld door stiekem even snel dat sigaretje in het archief, of de opslagruimte met brandbare materialen te roken. De horeca wordt met al deze regeltjes in omzet beknot. Verder bezorgt het ons als niet-rokers ook terechte ergernis, wanneer je, om een gemeentehuis of ziekenhuis te betreden, eerst door een rookgordijn moet. Zo zijn wij en zij allebei de sigaar. Ook op terrassen en andere buitenruimten waar meerdere mensen bij elkaar komen, moeten wij daar natuurlijk van worden gevrijwaard. Maar dan dient daar wel wetmatig tegenover te staan dat er bij die publiekstoegankelijke gelegenheden ruimtes bestaan waar wel gerookt mag worden. In Nederland gaat tegenwoordig veel echter omgekeerd. Je mag in de horeca wel marihuana kopen, maar wordt kennelijk verondersteld die ergens anders te gaan roken. Ridicuul toch?
Kopen mag wel, maar verkopen is strafbaar. Sommige gemeenten gaan nu wiet legaal op de markt brengen, terwijl dat in de buurgemeentes strafbaar blijft, begrijpen jullie het nog? Wat de mensen thuis doen, moeten ze natuurlijk zelf weten, al loop je in dit land het risico dat de niet-rokende partner straks met succes aangifte kan doen tegen de rokende partner. Kortom, maak het roken, onder voorwaarden, zo legaal mogelijk en besteedt als overheid je tijd aan het vangen van echte boeven, en straf die dan wel dusdanig dat wegeen last meer van ze hebben.
Menno Smitsloo
Reacties: [email protected]
Twitter: @mennosmitsloo