Begin deze zomer was het op een dag zooo… warm en ik had even zooo… de behoefte me letterlijk en figuurlijk van alles te ontdoen. Het was nog te vroeg om bij café l ‘Espérance binnen te vallen en al door het bier gelaafd te worden. Dus, onder het mom van doe eens gek, besloot ik in zwembroek de confrontatie met Leiden aan te gaan en de stad vanuit haar singels en grachten te gaan beleven. Een ware metamorfose, want je lijkt dan kwetsbaar te zijn, omdat je tegen iedereen opkijkt.
Ik moest mijn kleren toch ergens kwijt en dropte ze dus bij het stadhuis in een hoekje van de fietsenstalling, juist op het moment dat burgemeester Lenferink er zijn stalen ros kwam stallen. Die zei direct: ‘Wat ben jij van plan, dit is schennispleging, daar krijg je een stevige boete voor hoor’. Ik zei: ‘Man, overdrijf toch niet, ik ga gewoon even in ons mooie binnenwater zwemmen, ik loop niet te potloodventen, en onderdruk mijn behoefte om tegen de muren van het mislukte Aalmarkt-project te gaan staan swaffelen. Trouwens, met Benno L. nam je het ook niet zo nauw, toen de buurtgenoten schrokken en zich geconfronteerd voelden. De stad mag blij zijn als ze mijn goddelijke lijf voorbij zien crawlen.’
Het was er allemaal uitgeflapt voor ik het wist. Toch luchtte dat wel op.
Lenferink antwoordde: ‘Sla dan in ieder geval een handdoek om voor je het stadhuisplein oversteekt’. Ik zei: ‘Ik geneer me nergens voor, ik wil gewoon afkoelen en bijkomen van wat je in deze stad als ondernemer toch maar kan overkomen. Door in het stationsgebied nog steeds het grootste kraakpand van Leiden in stand te houden, worden daar alle investeringen in bestaande gebouwen teniet gedaan. Jullie zorgden al voor valse concurrentie door Achmea grotendeels voor de leegstand te laten bouwen en zo ook bij Heerema 12.000 m2 te laten vrijkomen. Wanneer kantoorgebouweigenaren een verzoek indienen om een kandidaat huurder een paar honderd vierkante meter als atelier te mogen laten gebruiken, krijgen ze een briefje dat een antwoord daarop zeven maanden gaat duren. Die huurder is dan natuurlijk al lang gevlogen. Jij hoopte toch burgemeester van Nijmegen te worden? Je moet dus weten hoe het voelt, dat iets niet lukt waar je helemaal voor gaat.’ Nou nou Menno, niet onder de gordel hè, je hebt het hier over zaken die mijn portefeuille niet betreffen’, riposteerde de burgemeester. Dit vond ik wel heel kort door de bocht, dus toen ging ik er volledig voor. ‘Henri, nu je voorlopig hier blijft, zou het aardig zijn wanneer je het bestaande bedrijfsleven eens wat meer aandacht gaat geven. Jij stond, God betere het, stoer in de afgelopen Nieuwjaarsspeech te verkondigen dat het Rijnsburgerblok, met nog eens 20.000 m2 leegstaande kantoorruimte, gebouwd gaat worden. Nou, mooi niet dus, ook hier bleek de ontwikkelaar van jullie, net als bij het Aalmarkt-project en het stadshotel aan het Rapenburg 48, de ruimte te hebben gekregen om zomaar te kunnen afhaken. In Oegstgeest moeten ze door dat soort verliezen het zwembad sluiten. Ook daarom sta ik nu hier. Verder heb jij, als voorzitter van het college, met ook nog eens de meeste anciënniteit, toch de taak om de nieuwe wethouders voor dit soort miljoenenverliezen aan gemeenschapsgeld te behoeden? Maar goed, ik ben het nu even zat zo, doei’. Lenferink riep me stamelend na: ‘Geniet in ieder geval van een mooie zomer’. Aandoenlijk. Ik hoop echt dat hij in zijn al weer twaalfde jaar als burgemeester, nu eens andere ondernemersbelangen dan alleen het Bio Science Park gaat promoten. En, eerlijk is eerlijk, met Benno L. heeft hij wel laten zien over kloten te beschikken.
Ik dook voor de Visfontein de Nieuwe Rijn in, voelde me direct bevrijd en fris. Ik had het al veel eerder moeten zeggen. Mijn enige hoop was op dat moment nog dat geen snoek mijn zaakje eraf zou happen.