Deze column maak ik meestal op mijn tablet. Die heeft een handige functie, namelijk een automatische reserve-opslag op een of andere computer ergens ver weg. Dan kan ik het bestand zo weer openen als ik op een andere computer werk. In the cloud noemen we dat. Voor deze column trouwens erg toepasselijk want ik zit ook daadwerkelijk in de wolken.
Ik stel me voor wat er gebeurt terwijl ik deze woorden typ. De enen en nullen worden netjes verwerkt tot leesbare tekens in een mooie opmaak. Tevreden kijk ik hoe deze column naar de 500 woorden groeit. Maar tegelijk gaan die enen en nullen het internet op, naar die onbekende server ergens ver weg, in the cloud. Ik stel me ook voor wat er onderweg met die enen en nullen gebeurt. Met de snelheid van het licht schieten ze door koperen kabels en langs knooppunten. Samen met miljarden andere datapakketjes, allemaal op de een of andere manier nuttig, vermakelijk of opwindend. Op onnavolgbare wijze wordt het verkeer geregeld en komt alles uiteindelijk terecht op computerchips, waar het wacht op een signaal om weer in actie te komen.
Links en rechts langs de cybersnelwegen zijn er ook pottenkijkers, die op hun gemak passerende data kopiëren en voor eigen gebruik opslaan, om later rustig te analyseren. Voornamelijk commerciële pottenkijkers die vastleggen wat er via mijn IP nummer allemaal langs flitst. Altijd handig om te weten wat meneer Versteegh zoal uitvoert op het web. Zo worden mij altijd de juiste aanbiedingen gedaan – en vooral niet goedkoper dan nodig. Men kent immers mijn koopgedrag al lang – internetwinkels verdienen goed bij met big data. Voor al die commerciële pottenkijkerij heb ik natuurlijk op enig moment toestemming gegeven. Al die cookies, de algemene voorwaarden van Twitter, mijn Google account, bol.com, Amazon, noem maar op.
Natuurlijk doen de veiligheidsdiensten dat ook, maar dan met andere doeleinden. Zou dit bestandje er even uitgepikt worden omdat het woord veiligheidsdienst er in voorkomt? En is dat erg?
Stelt u zich voor, we zijn vijf a tien jaar verder. In Londen is het CCTV circuit inmiddels voorzien van gezichtsherkenningssoftware. Ik ben er voor zaken en zit te lunchen in een pub, in mijn eentje aan een tafel voor vier personen. Het wordt er drukker. Een man zoekt een plekje en ik gebaar dat hij wel aan mijn tafel mag aanschuiven. We keuvelen wat en als ik uitgegeten ben ga ik naar mijn volgende afspraak, tevreden over mijn goede daad.
De volgende dag zal deze man de passagiers van een stadsbus gijzelen. Ik vlieg op dat moment nietsvermoedend terug naar Nederland.
Met die gijzeling loopt het goed af, maar bij mij thuis gaat de bel. Politie. Of ik kan uitleggen wat ik deed in de Engelse hoofdstad.
“Gewoon zaken meneer.”
“En die lunch?”
“Welke lunch?”
De ene agent toont mij een filmpje. Ik zie mezelf met die man aan het tafeltje in de pub. “Dat is de terrorist die laatst een stadsbus in Londen gijzelde.”
De andere kijkt mij doordringend aan: “En in 2014 publiceerde u al een nogal kritische column over data verzamelen door veiligheidsdiensten. Loopt u even met ons mee…?”