Enige tijd geleden deed de rechtbank in Breda een opzienbarende uitspraak. De vrijstelling die de belastingdienst verleent bij de schenking of vererving van een onderneming was discriminatie in de ogen van de rechtbank. Dat zou betekenen dat de ‘gewone’ schenking en vererving ook vrijgesteld moest worden of dat de schenking en vererving van een onderneming niet meer vrijgesteld moest worden. Veel juristen gingen er vanuit dat de Hoge Raad het onderscheid van de wetgever tussen een “gewoon cadeau” en een “onderneming als cadeau” niet discriminatoir zou vinden. Totdat de Advocaat-Generaal – zeg maar een deskundige jurist die de Hoge Raad voorafgaand aan de uitspraak adviseert – tot de conclusie kwam dat het inderdaad wel eens zo zou kunnen zijn dat de het onderscheid van de wetgever discriminerend is. Kort gezegd vond de Advocaat-Generaal de vrijstelling voor de verkrijging van een onderneming te ruim. Gelukkig bleek de Hoge Raad het niet eens met de rechtbank Breda en de Advocaat-Generaal. Er is in de ogen van de Hoge Raad geen sprake van discriminatie. Dat betekent dat de schenking of vererving van een onderneming nog steeds voor een groot deel is vrijgesteld van schenkbelasting en erfbelasting. De belastingdienst zal nu bezwaren die waren ingediend door ontvangers van ‘gewone schenkingen’ collectief afwijzen. Er zijn wel geluiden dat de wetgever wellicht toch overweegt om de wet aan te passen en de vrijstelling voor de verkrijging van ondernemingsvermogen te beperken. Daarom verdient het aanbeveling om in ieder geval bij een voorgenomen schenking niet te lang te wachten. Zoals al in eerdere bijdragen is benadrukt, is het van belang dat de bedrijfsopvolging goed is geregeld in het testament van de ondernemer.
Willem van den Eijkel