Voorzitters mboRijnland en ROC Mondriaan over onderwijs in de ‘haarvaten van de samenleving’

De sleutel tot de toekomstige arbeidsmarkt. Zo wordt het mbo-onderwijs vaak gekenschetst want dit is dé plek waar de arbeidskrachten voor de toekomst worden opgeleid. Hier studeren de toekomstige technici, verzorgenden, horecamensen en beveiligers waar veel bedrijven om staan te springen. Toch is er ook kritiek op het mbo. De opleidingen zouden te ver af staan van de dagelijkse praktijk in het bedrijfsleven. Pierre Heijnen, voorzitter College van Bestuur van ROC Mondriaan en Otto Jelsma, voorzitter Raad van Bestuur mboRijnland over hun studenten, hun opleidingen, hun samenwerking met het bedrijfsleven en hun toekomstplannen.

Hoe staat de onderwijsinstelling anno 2018 ervoor?

Jelsma: “Het mboRijnland is in twee jaar tijd een herkenbare mbo-instelling geworden in de regio’s Holland Rijnland, Midden-Holland en Zuid-Holland Centraal met 18.000 studenten en 1700 medewerkers. Na de fusie tussen het ID College en het ROC Leiden in 2016 is eerst veel werk verzet om de instellingen bij elkaar te brengen. Voorheen zat er toch iets van concurrentie tussen de instellingen en dat is helemaal weg. Ik merk dat gemeenten en bedrijven het fijn vinden dat er één mbo-opleiding is. We zijn ook een ander type mbo dan in grote steden. We hebben zes sleutelgemeenten en zijn in een groot gebied actief. Dat is historisch gegroeid maar ook een bewuste strategie want het beroepsonderwijs moet in de haarvaten van de samenleving zitten.’’

Heijnen: “We zijn de huisopleider van de regio Haaglanden. Een enorme onderwijsinstelling met 28 scholen en iets minder locaties, 30.000 studerenden en 2.100 medewerkers.‘’

Wat zijn jullie speerpunten voor het mbo-onderwijs?

Jelsma: “De mbo-raad heeft een bestuursakkoord gesmeed met de minister. Een speerpunt is hoe zorgt het mbo voor het voortdurend actualiseren van de opleidingen. Een tweede is hoe zorgt het mbo dat het bijdraagt aan innovatie in de regio. We zijn dus zeker geen diplomafabriek maar de eerste schakel in de verdere ontwikkeling van de mensen die we afleveren. Vandaar ons motto Rijnland meer dan mbo.’’

Heijnen: “Wij ervaren een grote verantwoordelijkheid jegens studenten die wij begeleiden in hun ontwikkeling als werknemer en burger en iemand die zich later nog wil ontwikkelen. Tegelijkertijd voelen we een even grote verantwoordelijkheid richting het regionale bedrijfsleven. We zoeken naar de balans want het gaat niet uitsluitend om het vervullen van de vacatures van vandaag. We willen onze studenten voorbereiden op een werkzaam leven tot 2070. Onze studenten die nu en vorig jaar op school zijn gekomen, zijn millennials. Ze zijn geboren na 2000 en dat betekent dat ze ook in 2070 nog werken. Niemand kan voorspellen hoe de arbeidsmarkt, de beroepen, de functies en de taken er dan uitzien. Dat betekent dat wij een verplichting hebben om studenten kennis en vaardigheden bij te brengen waardoor ze wendbaar worden op de arbeidsmarkt van de toekomst. Dat is niet altijd wat een bedrijf nu nodig heeft. Een voorbeeld? Garages springen om monteurs voor een diesel- of een benzinewagen. Maar ik weet zeker dat onze studenten de kortste periode van hun leven met benzine- en dieselauto’s werken en veel langer met waterstof of elektriciteit.

Dus samengevat: onze verantwoordelijkheid naar het bedrijfsleven staat voorop, naast die voor de student. We willen er zijn voor iedereen die een opleiding zoekt.’’

Onderwijs achter de muren of met open deuren?

Jelsma: “We worden als mboRijnland steeds meer naar buiten toe zichtbaar, van een bolwerk naar een netwerk. Een ontwikkeling die meer mbo-instellingen doormaken maar wij willen ons echt zo profileren. Een voorbeeld is het techniekonderwijs waarbij we niet alle studenten de school willen intrekken. Onze studenten gaan naar satellietlabs/ livinglabs, zoals in de wijk Palenstein in Zoetermeer. Daar werken 150 studenten, samen met onder meer vmbo-studenten en het bedrijfsleven, aan het aardgas vrijmaken van de wijk.‘’

Heijnen: “Ik zit hier nu vijf jaar en het onderwijs is veranderd. Meer van binnen naar buiten, van aanbod- naar vraaggericht en er zijn veel samenwerkingsprojecten. Er zijn echt stappen gemaakt maar je bent natuurlijk nooit tevreden. Want ook al staan snelheid en innovatie voorop, ik denk niet dat ik op dat punt ooit een ruime voldoende bij een bevriende ondernemer scoor. Vergeet niet dat wij geen onderneming zijn. Wij hebben de verantwoordelijkheid om studenten te helpen zich te ontwikkelen in een lastige leeftijdsfase. De meesten komen binnen als ze 16 tot 17 jaar zijn. Wij zorgen dat het diploma dat wij ze geven, landelijk erkend is. Dat doen wij met belastinggeld dat verantwoord moet worden besteed.

Er zijn te veel voorbeelden van al te ondernemingsgerichte publieke instellingen, ook scholen, waar het is misgegaan.’’

Hoe houd je de opleiding actueel?

Jelsma: “Kijk naar dat voorbeeld in de wijk Palenstein in Zoetermeer. Juist dit soort innovatieve activiteiten kun je niet op voorhand in het onderwijsprogramma vastleggen. Vandaar dat wij lege plekken in het curriculum onderbrengen zodat onze studenten met de modernste technologie in aanraking kunnen komen. Ons motto is ‘Meer dan mbo’. Dat geldt ook hier want de mbo-student wil zich graag verbinden aan maatschappelijk relevante thema’s als duurzaamheid en de energietransitie. Wij maken dat mogelijk.’’

Heijnen: “ Er gaat altijd enige tijd overheen voordat je ontwikkelingen in het bedrijfsleven hebt vertaald in eisen aan een curriculum, laat staan dat je al lessen hebt voor in het onderwijs. We worden wel steeds sneller. We kunnen nu in drie maanden tijd, samen met bedrijfsleven, een keuzedeel ontwikkelen voor onze opleiding. Dan is er door het SBB (Samenwerkingsverband Beroepsonderwijs Bedrijfsleven) een klap op gegeven en heeft de minister toestemming gegeven. Als ik dat internationaal vertel dan geloven ze het niet.’’

Hoe belangrijk is het bedrijfsleven?

Jelsma: “Het bedrijfsleven speelt op allerlei manieren een rol. Een mooi voorbeeld zijn de Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) waarbij onderwijs, overheid en bedrijfsleven samenwerken. Zo is er CIV Zorg en Welzijn waarvoor we een miljoen euro subsidie hebben gekregen. Ik ben daar erg trots op want er zijn nu 35 tot 40 instellingen bij aangesloten. In het centrum gaat het om innovatie in zorg- en welzijnswerk dat collectief wordt opgepakt. Wat je je bij de ene instelling bedenkt, kun je ook bij de andere instelling gebruiken. Het gaat uiteindelijk allemaal om dezelfde beroepen. Daarnaast gaan we nu ook praktijkgericht onderzoek doen. Die praktijkkennis kan weer in curricula worden opgenomen. Ander voorbeeld de CIV Smart Technologie waarbij die studenten in Palenstein in Zoetermeer werken aan verduurzaming. Dit project waarbij zeventig bedrijven zijn aangesloten, is bijna ten einde. Niemand wil stoppen dus wordt een kleine stichting opgezet om het project voort te zetten. Deze twee CIV’s raken elkaar weer bijvoorbeeld in het Groene Hart Ziekenhuis waar jonge patiënten de hele dag stil moeten zitten als ze hun medicatie krijgen. Uit de afdeling verpleegkunde kwam de vraag iets te bedenken voor deze patiënten. Onze technische studenten hebben een stoel met sensoren en een game-element bedacht. De patiënt punten kan verdienen als hij of zij het goed doet. Misschien dat een ondernemer met het idee ooit een product wil ontwikkelen en dan heeft het mbo bijgedragen aan innovatie. Nog een voorbeeld? Studenten die door een fabriek van Goudse siroopwafels werden gevraagd om een oplossing te bedenken voor de deegkruimeltjes die na het bakken in de machine bleven liggen. De kruimeltjes verbrandden en gingen dan mee in de volgende badge wafels. Onze studenten Smart Technology bedachten slimme borsteltjes die door sensoren worden aangestuurd waardoor het probleem is opgelost. Dat bedoel ik ook met Meer dan mbo.’’

Heijnen: “Samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven zijn heel belangrijk. Zo zijn we druk bezig met plan 2.0 voor een hightechcentrum in Delft waarbij verduurzaming een belangrijke rol speelt. Er komen Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) voor de meer kwetsbare jongeren. Er komt, en daar is weinig vergelijkbaars van in Nederland, een Kenniscentrum Praktijkcentrum Energietransitie (KPE). Meer dan veertig bedrijven, ROC Mondriaan en de Haagse Hogeschool zijn bezig met een opleiding voor de energietransitie. Het gaat om warmte-technologie, wind- en zon-energie en ervoor zorgen dat dat in het huis of vastgoed komt als voldoende elektriciteit en warmte. Allemaal bestaande technologie die nog wel moet worden uitgevoerd door handjes. Wij zorgen hiermee dat die handjes er komen en dat ze goed zijn opgeleid. Kortom, echt een uniek samenwerkingsverband voor Nederland met Europese subsidie. En dat betekent wat want daarvoor moet je alles van onder tot boven en van links tot rechts kunnen verantwoorden. Uniek is ook dat we proberen opdrachtgevers er bij te halen. Corporaties, vastgoedeigenaren van kantoren en huizen, VVE’s: ze kunnen allemaal aansluiten bij dit project.’’

Toch menen ondernemers dat het mbo soms vergeet dat het opleidt voor bedrijven in de regio. Laat de docent en de ondernemer maar eens van plek wisselen.

Jelsma: “Prima, zo’n uitnodiging wordt zeker aanvaard. Bedrijfsleven en onderwijs worden steeds minder gescheiden werelden en je ziet meer kruisbestuiving. Wel denk ik dat wij meer uit onze schulp mogen komen. De school is geen bolwerk met dikke muren maar een netwerkorganisatie, het is geen wij en zij. We moeten de opleiding van jonge mensen samen oppakken en dan kan er meer dan je soms denkt. Laten we elkaar vooral opzoeken.’’

Heijnen: “Ook wij nemen dat graag aan dus laat ze maar contact opnemen. Ons beroepsonderwijs kan niet tussen vier muren plaatsvinden, zonder dat wij ons dagelijks vergewissen van de ontwikkelingen in het bedrijfsleven. Daarvoor hebben we innig contact nodig en we zijn voortdurend bezig om dat te organiseren. Maar het kan ongetwijfeld altijd beter. Als bedrijven willen helpen om de beroepspraktijk beter te verankeren in ons onderwijs dan graag. Dat kan door het geven van gastlessen, door stageplekken of door zogeheten hybride-docenten (met aanstelling bij bedrijf en bij het ROC Mondriaan). We zijn er echt voor in om samen met het bedrijfsleven gestalte te geven aan de beroepsopleiding.’’

Veel ondernemers weten niet waar ze moeten aankloppen bij het mbo

Jelsma: “Als ondernemers dat opmerken dan hebben wij dat iets nog niet goed gedaan. We moeten dan nog helderder maken dat er veel mogelijkheden zijn om met elkaar in contact te komen. Als mensen niet altijd de routing weten, dan kan dat. Ik praat het daarmee niet goed, integendeel, maar ik zie het ook als een kans om met iemand in gesprek te gaan om te weten te komen waar ze vast lopen. Tegelijkertijd kunnen we niet op elk individuele vraag voor een opleiding ingaan. Niet iedereen weet dat opleidingsprogramma’s als vertrekpunt de kwalificatiedossiers, die door het bedrijfsleven én het onderwijs worden vastgesteld, hebben. Dus als je praat over dé ondernemers of het bedrijfsleven, wie zijn dat dan. Maar goed, het staat als een paal boven water dat je de beroepsopleiding gezamenlijk moet oppakken. Vandaar dat we, waar mogelijk, samenwerkingsverbanden smeden. Ondernemers mogen ons altijd bellen.’’

Heijnen: “Als dat zo is, moeten we ons dat aantrekken. We proberen toegankelijk te zijn door de kleinschaligheid met 28 afzonderlijke scholen voor beroepsonderwijs. Ondernemers weten die school echt wel te vinden. Schilders worden platgebeld, iedereen die een kwast kan vasthouden is nu welkom. Datzelfde geldt voor andere opleidingen zoals de horeca. Gelukkig is er nu meer aanbod aan stageplekken dan vraag. Dat was in de crisis wel anders. Het is alleen nog lastig dat bedrijven weinig plaatsen hebben voor studenten die nog niet ver genoeg zijn om mee te draaien in een bedrijf. Een eerstejaarsstudent willen ze niet maar een derdejaars, niveau 4, wil iedereen. Dat is bijna een gratis werknemer. Dat zou mijn oproep zijn aan bedrijven: doe beiden. Probeer niet alleen die goudvink binnen te krijgen.’’

Hoe zit het met de zeven procent voortijdige schoolverlaters? En met de studenten die doorstromen naar het hbo maar het daar niet redden.

Jelsma: “Elke student die uitvalt op het pad dat hij of zij heeft gekozen, is niet goed. Dus samenwerking moet er niet alleen zijn met bedrijven en gemeenten maar ook met vmbo-scholen en het hbo. Je wilt een doorlopende leerlijn realiseren en de overgangen zo soepel mogelijk maken. Daar zijn we voortdurend mee bezig. Zo ontwikkelen we met de hogescholen een Associate Degreeprogramma (Ad) als een soort tussenstation en vmbo’ers mogen proef studeren. Je ziet dat daar veel gebruik van wordt gemaakt. Logisch want ik kan mij heel goed voorstellen dat je als vmbo- of vo-leerlingen eerst de sfeer op school wilt proeven voor je een keuze maakt. Kortom, we willen geen gescheiden hokjes maar ook dáár verbindingen maken.”

Heijnen: “Wij leveren ieder jaar 17 duizend mensen af met een diploma. Daarvan stroomt de helft met niveau 4 door naar het hbo. Een aantal van deze mensen valt af omdat het tegenvalt op het hbo, de rest gaat het halen. Driekwart van onze studenten leveren we dus af voor de arbeidsmarkt. Een deel zit daar al omdat ze in deeltijd studeren. Een groot deel vindt via de stage een baan. Stageplekken zijn ideaal voor werkgevers want je krijgt toch een aantal jaren meerdere jongens en meisjes langs.

We leiden veel meer mensen op dan vroeger. Vijftien jaar geleden stonden 70.000 mensen per jaar als schoolverlater op straat, nu nog maar 20.000. We hebben dus ten opzichte van tien/ vijftien jaar geleden 50.000 meer mensen opgenomen in het opleidingssysteem. Dat is gigantisch. Dat daar mensen tussen zitten die wat meer aandacht en begeleiding nodig hebben, is evident. Nog een voorbeeld. Toen ik wethouder in Den Haag was, ging er één klasje in heel Den Haag van het praktijkonderwijs naar het mbo.  Nu gaat de helft van de leerlingen van het praktijkonderwijs naar het mbo.’’

Toch kun je niet alle jongeren binnenhouden. Kijk maar naar het tv-programma Dreamschool waarbij jongeren afhaken terwijl de leeromstandigheden ideaal zijn.

Jelsma: “Dat is zo helaas. Wellicht dat ze op een later moment in hun leven weer de draad oppakken en dan moet er ook een plekje zijn. Wel moeten we het maximale doen voor groepen die extra hulp nodig hebben. Een mooi initiatief is School@Work, een samenwerkingsverband met onder meer gemeentelijke sociale werkbedrijven in drie steden maar hopelijk later met zes steden. In Leiden is dat bijvoorbeeld de Zijlbedrijven. Onze studenten van Entree, of studenten die daar nog net niet aan toe zijn, kunnen in een dergelijk werkbedrijf een vak leren. Met eigen docenten en eigen praktijkbegeleiders halen ze hun papiertje. Het is de bedoeling dat ze dan doorstromen dus ik roep bedrijven op om deze Entreestudenten een jaarcontract aan te bieden. Zo komt er weer een plekje vrij in het sociale werkbedrijf en krijg je het schoorsteeneffect. Dus bedrijven, ga met ons in gesprek en help mee om te voorkomen dat deze jongeren in de kaartenbak terecht komen.’’

Heijen: “We moeten proberen uit te vinden waar de passie van die jongeren zit. Iedereen heeft wel iets wat ze boeit. Dat kan heel uiteenlopend zijn en niet altijd gericht op een baan of werk, maar op sport, rap of gewoon geld verdienen. Probeer via die passie uit te zoeken wat iemand in beweging brengt en probeer daar wat mee te bewegen. Er is een heel goede schooldirecteur Jelle Marchand, directeur School Administratie, is een rondje gaan maken langs alle stageadressen van zijn studenten.. Ze zeiden: als jij studenten aflevert dan moeten ze drie dingen kunnen. Ze moeten communicatief zijn, digitaal en sociaal vaardig en de rest doen wij wel. Dan gaat het erom studenten die vaardigheden bij te brengen op basis van iets wat die studenten interesseert. Dan kan van alles zijn: vrijwilligerswerk in de buurt en vandaaruit onderwijs maken. Als iemand heel erg goed is in darts en heel snel kan rekenen, dan is dat ook vaardigheid waarbij je aansluiting kunt zoeken.

Eén van de manieren is het ook het Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV) om meer kwetsbare jongeren uit de Entreeopleiding naar de arbeidsmarkt te brengen. Daarmee gaan we concreet aan de slag, samen met bedrijven die wat meer praktischer geschoolde werknemers nodig hebben. Mensen die kunnen schilderen, timmeren en eenvoudig bedienen in de horeca. Dus basisvaardigheden en beroepen, gericht op de doelgroep die anders moeilijk aan het werk komt. Zo proberen we drop-outs te voorkomen en iedereen succesvol een studie laten afronden. Dat is ook een wens van de minister en wij zijn daar goed in. We gaan onderzoeken of we een samenwerkingsverband met bedrijven kunnen opzetten, subsidie aanvragen en dan handen uit de mouwen en daadwerkelijk aan de slag.’’

De maatschappij verandert. Hoe gaat het mbo mee?

Jelsma: “We zijn erg betrokken bij de energietransitie maar ook bij de zorg. We zijn bezig met een samenwerking met het Wellantcollege. Groen deden wij niet maar we hebben elkaar gevonden op het gebied van logistiek. Alles rond de greenport is hightech en opleidingen kunnen elkaar versterken. Hetzelfde geldt op logistiek gebied zoals het gebeuren op en rond de bloemenveilingen. Ook daar intensiveren we onze samenwerking om mee te werken aan ontwikkelingen in de samenleving.’’

Heijnen: “Een leven lang ontwikkelen is er een van. Technologische ontwikkelingen houden iedereen bezig en zou nog veel meer mensen moeten bezighouden. Als je je als onderwijsinstelling opsluit tussen vier muren dan voldoe je niet aan onze opdracht om jonge mensen voor te bereiden op een verder weg liggend toekomst. We hebben een particuliere kleine poot, menskracht7, die maatwerk levert aan bedrijven die hun werknemers willen opleiden. We gaan dit een flinke impuls geven want het is toch zonde om die structuur niet te benutten voor iets wat we met elkaar moeten doen namelijk langer fit blijven voor de arbeidsmarkt. We hebben de neiging om na de initiële scholing te stoppen, alleen nog informeel op de werkplek te scholen. Dat is met alle eisen en alle ontwikkelingen niet toereikend meer. We willen werkgevers helpen om hun werknemers voor te bereiden op de toekomst door ze bij te scholen. We willen ook meer 23 plussers, meer volwassenen in het onderwijsbestel. Als deeltijdstudent, voor een certificaat of gewoon als een particulier traject.’’

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *