Verkoop van uw onderneming, een belangrijk moment

Eens komt het moment dat de ondernemer de keuze maakt om zijn/haar bedrijf te verkopen. Soms is dat een gedwongen keuze (leeftijd, gezondheid) en soms is er al enkele jaren bewust op gestuurd om een bedrijf verkoopgereed te maken. Voor veel ondernemers is het een ‘once in a life time-experience’.

Na jarenlang van (hard) werken, wordt het bedrijf verkocht en kan de ondernemer van zijn pensioen genieten. Het is in zo’n proces van belang om deskundig advies in te winnen, om niet voor verrassingen te komen staan. Ook als je als ondernemer een andere onderneming koopt. In deze bijdrage bespreek ik twee recente uitspraken, waar iets mis ging in het overnametraject. Het is altijd beter om van de fouten van andere te kunnen leren, dan van je eigen fouten te moeten leren.

Hou bij een overname altijd rekening met eventuele medezeggenschapsrechten van werknemers. Op grond van de WOR is de overdracht van een onderneming adviesplichting. In geval van een onderneming met een Ondernemingsraad , dient op grond van artikel 25 van de WOR de ondernemingsraad (tijdig) in de gelegenheid worden gesteld om advies uit te brengen omtrent een voornemen tot overdracht van de zeggenschap. In een recente uitspraak bij de Ondernemings-kamer van 10 oktober 2017, waarbij de Ondernemingsraad bewust buiten spel is gehouden, oordeelt de Ondernemings-kamer dat de verkoper niet in redelijkheid tot het verkoopbesluit heeft kunnen komen, dat het besluit moet worden ingetrokken, de gevolgen ongedaan moeten worden gemaakt en dat er geen uitvoering aan mag worden gegeven. De rechten van derden worden weliswaar niet aangetast, maar begrijpelijkerwijs is dit een zeer onwenselijke situatie voor de verkoper.

In geval van een eventuele verkoop van een onderneming, maken verkoper en koper gebruikelijk ook afspraken omtrent non-concurrentie. De verkoper wordt beperkt in zijn mogelijkheden om binnen een bepaalde periode een nieuwe onderneming te starten, klanten en/of leveranciers te benaderen en/of werk-nemers in dienst te nemen. Bij een non-concurrentiebeding, is de duur relevant. Onder omstandigheden kan een lang-durige verplichting tot non-concurrentie in strijd zijn met het mededingingsrecht en daarmee nietig. Dit speelt met name bij overnames met enige omvang. In een recente uitspraak oordeelde het Hof Arnhem Leeuwarden in kort geding (voorlopige voorziening) dat een non-concurrentiebeding voor de duur van 5 jaar verder gaat dan mededingings-rechtelijk toegestaan en gelet op de omvang van de onderneming (meer dan 10% marktaandeel) niet was vrijgesteld. Daarmee was het nonconcurrentiebeding, aldus het Hof, niet te handhaven.
In beide gevallen, hadden de problemen (achteraf) eenvoudig kunnen worden voorkomen. En voorkomen is beter dan genezen.

PIETER VAN DEN OORD
Advocaat
La Gro Advocaten
www.lagrolaw.nl

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *